Print deze pagina

Testament van Anna Maria Bentinck geb. van Westerholt

Beoordeel dit item
(0 stemmen)

Omschrijving

Testament van Anna Maria Bentinck geb. van Westerholt
27 juni 1770

NB: bij dit item horen meerdere afbeeldingen, waarvan de eerste hier getoond wordt. Onder "downloads"  staat een PDF-bestand waarin alle afbeeldingen zijn opgenomen.

  • Title Testament van Anna Maria Bentinck geb. van Westerholt
  • Source Landesarchief Nordrhein-Westfalen Abteilung Westfalen, Sammlung F.F.von Raet von Bögelscamp
  • Date 27-06-1770
  • Datum [jaar] 1770
  • Contributor Matthijs Wanrooij
  • Format Image, Text
  • Language2 nederlands
  • Item type Document
  • Identifier AHB/37
  • Gepubliceerd in Over de Breckelenkampse goederen in de achttiende eeuw (2)

Context

[...] Op 2 juli 1770 stierf Anna van Westerholt, ze werd bijgezet in het klooster te Frenswegen. Enkele dagen voor haar dood had ze haar laatste wilsbeschikking getekend. Alle bezittingen liet zij haar oudste zoon Otto Maximiliaan na, de andere kinderen moesten door hem worden uitbetaald. Herman Otto kreeg 9.000 Carolus gulden en de goederen te Haselünne en de kinderen van De Raet van Beugelskamp en Juliana Wilhelmina 9.000 Carolus gulden en een al eerder gedane ‘prebende’. Dit had te maken met een donatie die de moeder van Anna Maria aan Juliana had toegezegd en die Anna al uit haar bezittingen te Haselünne had betaald. Maar omdat De Raet had beweerd dat Anna’s moeder nog meer had beloofd, richtte Anna zich in haar testament speciaal tot hem. De uitbetaling aan de kinderen van De Raet zou gebeuren onder voorwaarde dat ‘de Heer de Raett tot Bögelskamp (...) zal afstaan van sodane pretentie, als deselve (...) wegens sekere voorgewende Donatie door mijne vrouw moeder saliger zullende zijn gedaan’.125 Verder legde Anna nog vast dat bij het overlijden van Otto Maximiliaan het Huis te Breckelenkamp naar Herman Otto zou gaan. [...]

Transcript

Ik ondergetekende Anna Maria Baronesse van Westerholt, Douairière van wijlen de Hoogwelgeb. Gestr. Heere Rieqijn Ignatius Bentinck tot Brecklenkamp (---etc.---) verklare tot mijne Erfgenamen te nomineren en te institueren (---etc.---) mijn soon Otto Maximiliaan Bentink, Capitain; voorts mijn soon Herman Otto Bentink Lieutenant, ten dienste van het Hoogstift Münster; wijders mijne dogter Anna Maria Bentinck, Chanoinesse Religieuse in het Hoogadelyke Clooster Herzebrock, en eindelijk de kinderen van wijlen mijne dogter Juliana Wilhelmina Bentink bij den Hoogwelgeb. Gestr. Heer van Raett tot Bögelskamp in egte verwekt in haar moeders plaatse; alles dan nog volgende gestalte, en op de verdelinge, welke ik na rijpe overweginge van de geschapenheid des boedels hebbe vastgesteld, hierna volgende:
Dat namelijk mijn soon de Lieutenant Herman Otto Bentinck, voor zyne Erffportie uit de nalatenschap van mij Testatrice, en van sijn wijlen Heer vader te zamen genomen, zal trekken, en genieten, in gelde de somma van Negen Duijsend Caroli Guldens, door mijn oudste soon, als hierna vermeld, uit den vaderlijken, en moederlijken boedel uit te keeren, en boven dien alle mijne goederen te Haselünne in het Hoogstift Münster gelegen.
Dat insgelijks de kinderen van mijn wijlen dogter Jul. Wilh. Bentinck tot Bögelskamp, als nu de plaatse van haare moeder vervangende, voor haare Erffportie uit de nalatenschap van mij Testatrice en van mijn wijlen EheHeer te zamen genomen, zullen trekken, en genieten de somma van Negenduijsend Caroli Guldens; mede door mijn oudste soon, als hierna vermeld, uit den vaderlijken en moederlijken boedel uit te keeren, boven en behalven de kosten, aangewend tot bekominge van de Prebende voor gemelde mijne wijlen dogter; waartegens dan egter dese mijne kindskinderen, of de Heer de Raett tot Bögelskamp in haren name mede zal afstaan van sodane pretentie, als deselve namens sijne kinderen wegens sekere voorgewende donatie door mijne vrouw moeder saliger zullende zijn gedaan, koomt te maken.
  Dat wijders mijne dogter Anna Maria Bentink, ofschoon alhier met den honorablen titul van Erfgename benoemd, sig nogtans sal moeten tevrede houden met sodane jaarlijksche somme, als bij de acte van den 11 Sept. 1753, waarbij Haar Hwgeb. met mijn consent van haare vaderlijke so wel als moederlijke Erffpositie ten behoeve van mijn oudste soon heeft afstand gedaan, en welke acte in volle waarde sal blyven, staat uitgedrukt.
  Dat voorts mijn oudste soon O.M. Bentinck, de geheele so wel vaderlijke als moederlijke nalatenschap, roerende en onroerende goederen, inboedel des Huijses, actien, en crediten, leenroerige en allodiale, niets uitgesondert, van wat aart of nature deselve ook wesen mogen, eigenlijk en erffelijk, zal hebben, houden, en bezitten sonder inspieringe van iemand, mits alleen in gelde uitkeerende aan mijne verdere kinderen, en kindskinderen, als hiervorens gemeld.
  En verklare ik eindelijk, dat in val onvermoedelijk een of ander van mijne kinderen, of kindskinderen, of iemand haar persoon of personen representerende, met dese mijne dispositie en verdelinge, die ik bij desen, in voegen voorschr. so over mijne eigene nalatenschap, als over die van mijn EheHeer saliger komen te maken, niet mogte tevreden zijn, of deselve in ’t minste mogte komen te querelleren, de sodanige alsdan alleen zal, of zullen geinstituerd zijn in de legitime portie, aan deselve na stricten regten competerende, gelijk ik deselve in dien val met den titel van Erfgenaam instituere bij desen. Zullende al het overige van mijne nalatenschap en in specie sodane goederen, penningen, en effecten, als mij na dode van mijn wijlen EheHeer zijn aangeëerft, en aanbestorven, aan mijn oudste soon meergemeld verblijven.
  Eindelijk is mijn begeren dat, wanneer, ’t geen God verhoede, mijn oudste soon kwam te overlijden, sonder een soon na te laten, of wanneer sodanig soon sig niet wel mogte composteren, of niet in staat zijn, het Huijs en Havezathe Breklenkamp met de onderhorige goederen te bestieren, alsdan het selve sal vervallen op mijn tweede soon Harmen Otto Bentink, of desselfs wettige soon, alsdan in leven zijnde. (---etc.---)

Gerelateerde items (op tag)